In 2016 overleden 149 duizend inwoners van Nederland. De meeste mensen stierven aan kanker en hart- en vaatziekten, te weten 30 procent (45 duizend) aan kanker en 26 procent (39 duizend) aan hart- en vaatziekten.
In 2016 overleden voor het eerst meer vrouwen aan kanker dan aan hart- en vaatziekten. Dit blijkt uit een nieuwe analyse van het CBS.
Kanker steeds vaker doodsoorzaak
In 2016 overleden 72,2 duizend mannen en 76,8 duizend vrouwen. Bij mannen zorgt kanker al ruim tien jaar voor de hoogste sterfte. Bij vrouwen is het in 2016 voor het eerst dat kanker meer sterfgevallen telt dan hart- en vaatziekten. In 2016 overleden 20,7 duizend vrouwen aan kanker en 20,5 duizend aan een hart- of vaatziekte. In dat jaar overleden 24,5 duizend mannen aan kanker.
Aantal doden door hart- en vaatziekten gedaald
Het totale aantal sterfgevallen aan kanker laat een stabiele, trendmatige groei zien. Sinds 1970 is het aantal sterfgevallen aan kanker zowel bij mannen als bij vrouwen met 10 duizend toegenomen.
Bij hart- en vaatziekten is sinds 1970 een afname van het aantal sterfgevallen te zien, die vooral is opgetreden in de periode 1995–2010.
Hoogste sterfte door longkanker
Sinds 2007 zorgt longkanker bij vrouwen voor de hoogste sterfte aan kanker. In de laatste twintig jaar is het aantal vrouwen dat is overleden aan longkanker meer dan verdubbeld: van 1,9 duizend in 1997 tot 4,4 duizend in 2016. Daarmee had longkanker in 2016 een aandeel van 21 procent in de kankersterfte bij vrouwen.
Borstkanker zorgde voor 15 procent van de kankersterfte, aan darmkanker overleed 12 procent.
Een kwart van de mannen die aan kanker sterven, gaat dood aan longkanker. Zowel aan darmkanker als aan prostaatkanker overlijdt 11 procent.
Relatief juist minder kankersterfte
Hoewel het absolute aantal sterfgevallen aan kanker jaarlijks toeneemt, neemt het relatief gezien af. Als rekening wordt gehouden met de bevolkingsgroei en de vergrijzing, is de kankersterfte sinds eind jaren tachtig gedaald. De daling is vooral bij mannen opgetreden.
Bij vrouwen is de daling gering, vooral door de toename van longkankersterfte, die samenhangt met het rookgedrag van enkele decennia geleden. De gestandaardiseerde sterfte aan hart- en vaatziekten daalt al vanaf begin jaren zeventig.