Artsen volgen richtlijnen voor de behandeling van kanker vaak niet op.
Sommige behandeladviezen laten artsen bij zes van de tien patiënten links liggen.
Ook bestaan er grote verschillen tussen ziekenhuizen in het navolgen van behandeladviezen.
Vijf veelvoorkomende soorten kanker
Dat komt naar voren uit onderzoek van NIVEL-onderzoeker Marianne Heins. Zij bekeek in samenwerking met het Integraal Kankercentrum Nederland vijftien verschillende adviezen uit de richtlijnen voor de behandeling van vijf veelvoorkomende soorten kanker, zoals borstkanker, darmkanker, prostaatkanker, longkanker en melanoom.
Ze verbond daaraan de vraag in hoeverre artsen de adviezen uit de richtlijnen, die door de wetenschappelijke verenigingen op basis van evidence based-onderzoek zijn opgesteld, daadwerkelijk navolgen.
Opvolgen behandeladvies?
Uit het onderzoek blijkt dat artsen het ene behandeladvies veel vaker opvolgen dan het andere. Waar het ene behandeladvies een navolgingspercentage van 90 procent kent, is dat bij het andere niet meer dan 40 procent.
Of een behandeladvies vaak wordt opgevolgd, blijkt nauwelijks af te hangen van de hoeveelheid bewijs voor de juistheid. Hoe lang de richtlijn al bestaat speelt evenmin een rol. Wel is het zo dat adviezen om iets nÃet te doen vaker worden opgevolgd dan adviezen om iets wel te doen.
Afwijken soms nodig
Volgens Heins betekenen de uitkomsten van haar onderzoek niet dat artsen die de adviezen niet opvolgen per definitie slechte zorg geven. Sterker nog: het kan juist wenselijk zijn om de richtlijn niet te volgen. Volgens Heins kan het voor een individuele patiënt soms beter zijn als de arts in overleg met hem of haar van de richtlijn afwijkt.
Verouderd
Ook Koos van der Hoeven, internist-oncoloog en hoofd Medische Oncologie van het Radboudumc, pleit voor voorzichtigheid. Uit het onderzoek blijkt dat er in Nederland voor een aantal behandelingen een aanzienlijke praktijkvariatie bestaat. Dat hoeft volgens Van der Hoeven niet altijd te betekenen dat oncologen bestaande richtlijnen niet in overweging nemen.
Als voorbeeld noemt hij het geven van chemotherapie en radiotherapie bij gevorderde longkanker. Lang niet alle patiënten zijn fit genoeg om deze behandeling te ondergaan. In het ene ziekenhuis kunnen deze minder fitte patiënten veel vaker voorkomen dan in het andere.
Ook zijn richtlijnen volgens Van der Hoeven vaak sterk verouderd. Er zijn ziekenhuizen die vooruit lopen op ontwikkelingen die pas later in de richtlijnen terugkomen.
Klinische praktijk
Toch roept de praktijkvariatie vragen op, erkent Heins. Het zou daarom wat haar betreft goed zijn als de betrokken beroepsgroepen verder onderzoeken waarom artsen en ziekenhuizen verschillend met de behandeladviezen omgaan.
Nadere analyse kan ook duidelijk maken welke behandeladviezen verouderd of te ingewikkeld zijn dan wel onvoldoende aansluiten bij de klinische praktijk.
Koos van der Hoeven pleit voor nader onderzoek in de vorm van landelijke audits. Hierdoor krijgen ziekenhuizen direct feedback op wat de resultaten van hun kankerbehandelingen zijn. Ze kunnen volgens Van der Hoeven dan hun eigen prestaties vergelijken met het landelijke gemiddelde en waar nodig hun handelen aanpassen om hun prestaties te verbeteren.