Werkgevers betalen in 2020 flink meer óf juist minder voor hun personeel in vergelijking met 2019.
Door de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) gaat de werkloosheidspremie op de schop en wordt deze afhankelijk van het soort contract. Dat zorgt voor een compleet nieuwe werkelijkheid.
De nieuwe WW-premie
Betaalde een werkgever voor een werknemer met een tijdelijk contract en een modaal inkomen vorig jaar 538 euro aan werkgeverslasten, dit jaar wordt deze werknemer 99 euro per maand duurder.
Voor hetzelfde personeelslid in vaste dienst is de werkgever in 2020 juist 42 euro per maand goedkoper uit. Het grote verschil wordt bijna volledig veroorzaakt door de nieuwe WW-premie.
Deze cijfers volgen uit berekeningen van HR- en salarisdienstverlener ADP, die jaarlijks de werkgeverslasten inzichtelijk maakt.
Nieuwe WW-premie vraagt aandacht
Met de Wab zijn de sectorale werkloosheidspremies per 2020 afgeschaft. Er blijft één WW-premie onder de noemer Algemeen Werkloosheidsfonds (AWF) over, maar wel met een hoog (7,94 procent) en een laag (2,94 procent) tarief.
Voor werknemers met een vast contract zijn werkgevers de lage premie verschuldigd. Voor tijdelijke en flexibele contracten betaalt de werkgever de hoge premie.
Dit klinkt volgens ADP eenvoudig, maar werkgevers moeten echt alert blijven. Zelfs als de werkgever terecht de lage premie heeft betaald, kan er na afloop van het jaar alsnog herziening plaatsvinden. Dat is bijvoorbeeld het geval als je 30 procent meer uren hebt verloond dan vooraf contractueel vastgelegd.
Meer vaste contracten
Met deze nieuwe regels wil het kabinet werkgevers verleiden tot het aanbieden van meer vaste contracten. De tijd zal het leren of dat doel hiermee daadwerkelijk bereikt wordt.
Volgens ADP heeft dit grote gevolgen voor sectoren met veel flexwerkers. Denk bijvoorbeeld aan de horeca en de thuiszorg. Als werkgevers geen vaste contracten kunnen aanbieden, dan zien zij hun loonkosten flink stijgen.
Niet alleen financieel, maar ook administratief heeft de WW-premieverandering impact. Zo moeten werkgevers vaststellen of alle contracten voor onbepaalde tijd schriftelijk vastgelegd zijn en door zowel werknemer als werkgever zijn ondertekend. Als het contract ooit stilzwijgend is omgezet zonder schriftelijke bevestiging en ondertekening, zoals in de praktijk vaak gebeurt, is dat dus niet voldoende om een lage WW-premie te mogen rekenen.
Om werkgevers iets meer tijd te geven om aan deze administratieve vereisten te voldoen, heeft minister Koolmees uitstel gegeven tot 1 april 2020.
Overheidswerkgevers blijven eigen risicodrager WW
Ambtelijke organisaties zijn een uitzondering als het gaat om de nieuwe WW-premie. Ondanks dat ambtenaren sinds dit jaar onder het civiele arbeidsrecht vallen, blijven overheidswerkgevers eigen risicodrager voor de WW en blijft voor hen de UFO-premie van toepassing. Deze daalt zelfs voor het eerst in jaren van 0,78 procent naar 0,68 procent.
Ontwikkeling overige werknemerspremies en pensioenlasten
In verhouding met de WW-premie zijn er weinig schokkende ontwikkelingen als het gaat om de overige premies.
De werkgeversbijdrage voor de Zorgverzekeringswet (ZVW) daalt van 6,95 procent naar 6,70 procent. De AOF-premie voor het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds stijgt van 6,46 procent naar 6,77 procent. Zoals ook in eerdere jaren het geval was, wordt deze premie nog verhoogd met 0,50 procent bijdrage Kinderopvangfonds. Ook in de pensioenpremies zijn de verschillen ten opzichte van 2019 te verwaarlozen.