Ik liep door de fris bloeiende bollenvelden. Over een polderweg. De wilgen waren pas geknot.
Ik was op zoek naar mensen, mensen zonder diagnoses. Ik kwam een man tegen, zijn hoofd in de wind, zonverweerde groeven in zijn gelaat.
“Meneer”, sprak ik, “wat een heerlijk weertje, niet?” De man gromde wat maar leek niet onwillens een praatje te maken.
De man keek mij aan, ik zag dat er een driehoekig stukje in zijn iris ontbrak. Na het uitwisselen van koetjes en kalfjes, verdiepte zich ons gesprek al snel. De kikkers kwaakten, een streep zonlicht viel precies op zijn rode dooraderde neus.
“Ik ben op zoek”, zei ik, “naar mensen zonder diagnoses. Zonder ziektelabels, naar mensen zonder rugzakje.”
“Helaas”, sprak de man en zijn frons verdiepte zich, “zelf heb ik drie diagnoses, mijn vrouw heeft er twee en als ik eerlijk ben, ook mijn zoon van 24 heeft sinds kort de diagnose ADHD. Kijk, als vader besef je, dat je ouder wordt. Maar zo’n kind he, dat wil je niet, dat ze een diagnose hebben.” Ik zag zijn lip trillen.
“Ik moet verder zoeken”, sprak ik tegen hem en gaf hem een schouderklop ter steun. Er zal toch wel iemand zijn zonder een aandoening? Hij liep door, zijn rug iets krommer.
Stel nou dat ik iedereen een keuring aanbied, een soort levens-PMO. Zou ik dan iemand vinden zonder diagnose, iemand die totaal zonder ziekte is?
Ik liep verder, het land werd heuvelachtiger, de goudgele kleur van graan vertelde de geschiedenis van de landbouw en over het verleden van de mens. Grote schuren werden bevolkt door tienduizenden varkens en kippen, hun stank verraadde van verre de tijdelijkheid van hun bestaan.
Het idee van een soort mega-keuringsstal maakte ruimte in mijn hoofd; ja, een mega-keuringsstraat, waar ik met behulp van allerlei technisch geavanceerde onderzoeken alle mensen screende op ziekte-diagnoses. En ondertussen stiekem zoekende naar de diagnosevrije mens.
Ik liep nog verder en verder. In de verte zag ik een vrouw lopen. Haar leeftijd en uiterlijk vertelden mij dat zij meerdere kinderen had gebaard, of een maaltijdrijk leven had gevierd, gevuld met zware landelijke kost en gistend vocht. Of allebei…
“Mevrouw’, neemt u mij niet kwalijk, “waar ben ik hier”? Door alle gedachten was ik mijn omgeving vergeten en had het gevoel steeds verder weg te raken van mijn doel.
“Dag meneer, u bent in Verregwegistan, vlakbij Vergeetmijniet.” En ze wees op de spitse kerktorens in de verte. Nooit van gehoord, dacht ik en zei: “Wat een interessant land, wonen er veel mensen?” “Dat weet ik niet”, zei ze en ze lachte, vergeten!
Ik lachte om haar woordspeling en we raakten in een geanimeerd gesprek. Binnen tien minuten somde zij de nadelen van Verrwegistan op: weinig werk, weinig jonge mensen, weinig vooruitzichten. En niet lang daarna kwam het op haar gezondheid en verzuchtte zij dat zij al drie keer geopereerd was en zich maar niet beter voelde. Al snel had ik door dat zij zeker vijf diagnoses had en besefte dat ik door moest, nog verder.
Ook hier zou ik de megakeuringsstal kunnen bouwen, er was zeker genoeg werk te doen. Maar wat als ik al die diagnose had gevonden? Wat moest ik er mee, wat moeten die mensen ermee? Vaststellen van diagnoses is één, maar hoe leef je ermee? En… zou ik iemand vinden die geen diagnose had?
Verder liep ik, door berg en dal, met op mijn rug mijn eigen rugzak, vol met medische onderzoeksparafernalia zoals de stethoscoop, de reflexhamer en de portemonnee.
Toen ik op een dag aankwam bij een klein dorpje, onooglijk, bestaande uit slechts een paar huizen, gebouwd van leem en riet. Twee mensen liepen daar, ik ging zitten op een bankje en pakte mijn rugzak uit. De man en de vrouw naderden, een slang ritselde in het gras. Zij zagen mij en keken verbaasd naar mij en naar mijn rugzak.
Ik sprak hun taal niet, maar uit hun gebaren van ongeloof begreep ik dat zij geen idee hadden waar mijn instrumenten voor dienden. Blijkbaar hadden ze nog nooit een stethoscoop of ene reflexhamer gezien, ook geen portemonnee.
Ik was aangekomen in het land waar ze geen dokters kenden. Ik pakte mijn rugzak en begroef hem in de rulle grond en legde mijn hoofd ter ruste. Ik had gevonden wat ik zocht.