Veel werkgevers betalen dit jaar meer voor hun personeel in vergelijking met 2020. Dat heeft te maken met een stijging van de sociale premies.
Voor een medewerker met een minimumloon is het verschil ongeveer zes euro per maand, oplopend tot 32 euro voor een medewerker die twee keer modaal verdient.
Wel zijn er grote sectorale verschillen. Zo zijn werkgevers in de bouwsector dit jaar juist goedkoper uit door het vervallen van de premie van de aanvullende pensioenregeling. Bij een werknemer met een minimumloon komt dat uit op een voordeel van 21 euro oplopend tot 309 euro bij twee keer modaal.
Deze cijfers volgen uit berekeningen van HR- en salarisdienstverlener ADP, die jaarlijks de werkgeverslasten inzichtelijk maakt.
Lagere WW-premies en tijdelijk vervallen 30 procent-regel
Door invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) met ingang van 1 januari 2020 ging de werkloosheidspremie flink op de schop. Voor dit jaar is er op dit vlak relatieve rust. Werkgevers blijven ook in 2021 5 procentpunt minder premie betalen voor een werknemer in vaste dienst in vergelijking met werknemers met een flexibel contract.
Wel gaan de WW-premies dit jaar iets omlaag: van 7,94 procent en 2,94 procent in 2020 naar 7,70 procent en 2,70 procent in 2021. Door veranderingen in pensioen- en sociale premies hebben werkgevers weinig voordeel van deze verlaging.
Een belangrijke wijziging ten opzichte van de oorspronkelijke regel is, voor zowel 2020 als 2021, het vervallen van de zogenoemde 30 procent-regel. Volgens de Wab moeten werkgevers achteraf een lage WW-premie herzien als een werknemer 30 procent meer uren betaald heeft gekregen dan overeengekomen.
Deze maatregel is bedoeld om te voorkomen dat werkgevers een klein contract afsluiten met een lage WW-premie en de werknemer vervolgens veel overuren laat maken, waardoor er feitelijk sprake is van een flexibele overeenkomst. Als gevolg van de coronacrisis en de noodzaak tot overwerken in veel sectoren, schrapt het kabinet deze maatregel voor 2020 en 2021.
Premies werknemersverzekering stijgen
Door de premiedifferentiatie in de WW-premie en de geïndividualiseerde premie voor de werkhervattingskas, zijn alleen de bijdrage voor de Zorgverzekeringswet en de premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds echt één op één vergelijkbaar.
Beide premies stijgen in 2021 en ook het maximumloon waarover deze premies worden geheven, stijgt naar 58.311 euro. Dit was in 2020 57.232 euro.
Dat betekent dat voor een werknemer met een modaal inkomen voor beide premies in totaal zestien euro per maand meer betaald moet worden. Voor de werknemers die meer dan het maximum premieloon van 58.311 euro verdienen, moet de werkgever voor deze premies veertig euro meer per maand betalen.
Bijdrage Zorgverzekeringswet stijgt
De bijdrage die werkgevers moeten betalen voor de Zorgverzekeringswet stijgt met 0,3 procent-punt van 6,7 procent naar 7 procent. Voor een werknemer met een modaal inkomen moet negen euro meer worden betaald. Verdient de werknemer twee keer modaal, dan moet de werkgever 21 euro meer betalen. Dit percentage schommelt al jaren tussen de 6,5 procent en 7,5 procent.
Premie Arbeidsongeschiktheidsfonds wederom omhoog
Wederom stijgt de premie die werkgevers moeten betalen voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds. In 2020 was de premie 7,27 procent. In 2021 stijgt deze naar 7,53 procent. Beide percentages zijn inclusief 0,50 procent werkgeversbijdrage voor de kinderopvang. Vanaf 2022 wordt ook deze premie, net als de premie voor de werkhervattingskas, per werkgever individueel vastgesteld.
Verschillen door pensioenpremies
Als gevolg van de pensioenpremies zijn er grote sectorale verschillen. Zo vervalt de premie voor de aanvullende pensioenregeling in de bouw en is in de transportsector een wisselend beeld te zien waardoor werkgevers zes euro goedkoper uit zijn voor werknemers met een modaal inkomen en dertien euro meer voor werknemers met een inkomen van twee keer modaal.
Met uitzondering van de bouwsector wordt een voordeeltje op het gebied van de pensioenpremies tenietgedaan door stijging van andere sociale lasten.
Berekeningen en complete cijfers
Voor de berekeningen van de totale werkgeverslasten is uitgegaan van de Zvw-bijdrage, de pensioenbijdrage en de premies werknemersverzekeringen.
Voor de premie Werkhervattingskas (Whk) is uitgegaan van de sectorale premies voor de ZW en WGA. Strikt genomen zijn alleen de Zvw en Aof één op één vergelijkbaar.
Werkgevers betalen op individueel niveau voor de ZW- en WGA-lasten van werknemers die bij hen hebben gewerkt. Kleine werkgevers (loon in 2019 346.000 euro) betalen een sectorale premie. Grote werkgevers (3.460.000 euro) betalen een volledig individuele premie en middelgrote werkgevers (loon tussen 346.000 euro en 3.460.000 euro) betalen een gewogen gemiddelde. Vanaf 2020 is ook de WW-premie gedifferentieerd op basis van het soort contract.
Voor de WW-premie is uitgegaan van het lage percentage dat hoort bij een vast contract. Bij de mutaties van werkgeverslasten voor minimumlonen is de reguliere verhoging van het minimumloon per 1 januari 2021 meegenomen.